Activiteiten voor peuters van 2 jaar

Speel een spelletje met een bal: geef je kind opdrachten, zoals ‘rol met de bal’ of ‘gooi de bal naar mij.’ Andere bewegingen met een bal zijn ook goed, zoal schoppen, duwen, springen en vangen. Zorg voor afwisseling, dan blijft het leuk.

Speel een springspelletje: laat je kind springen over barsten in de stoep als je een wandeling maakt. Het kan zijn dat je je kind in het begin moet vasthouden en helpen met springen.

Maak een hindernisbaan: gebruik stoelen, kussens of grote stukken karton. Vraag je kind om erover, eronder, erdoor, erachter of ertussen te kruipen. Zorg dat je de hindernisbaan zo maakt dat je kind zich niet kan bezeren.

Na-apen: vraag je kind om jou te volgen en na te doen. Loop bijvoorbeeld op je tenen, loop achterwaarts, loop snel of traag met grote of kleine stappen.

Handen wassen: geef je kind een washandje en een teiltje water. Laat je kind een pop, speelgoedborden of poppenkleren wassen. Het is een goede oefening om handen te leren wassen en af te drogen.

Samen tekenen: neem de tijd om met je kind te tekenen als het kleurpotloden en papier pakt. Teken grote vormen en laat je kind de vormen inkleuren.

Vingerverven: doe het eens op een andere manier. Gebruik slagroom op een afwasbare ondergrond. Help je kind om figuren van slagroom te maken met de vingers. Gebruik eventueel voedingskleurstof voor meer kleur.

Gooi- en telspel: laat je kind een bal (of een zakje met droge bonen) in een doos gooien. Help je kind om te tellen hoe vaak het in de doos gooit. Je kunt ook een bol garen of een opgerolde sok gebruiken voor dit spel.

Naar de bieb: kinderen houden van uitjes, zoals naar de bibliotheek gaan. De bibliotheekmedewerkers kunnen je helpen om geschikte (prenten)boeken voor je peuter te vinden. Zorg elke dag voor een speciaal (voor)leesmoment, bijvoorbeeld voor het naar bed gaan.

Samen plaatjes kijken: gebruik in plaats van prentenboeken eens een reclamefolder of -catalogus. Laat je kind vertellen wat het ziet. Het is goed om de dagelijkse dingen te benoemen. Je kunt je kind nieuwe woorden leren.

Klein of groot herkennen: verzamel kleine en grote dingen (ballen, blokjes, borden). Toon en beschrijf de voorwerpen (zijn ze klein of juist groot?). Vraag je kind daarna om jou 1 grote bal te geven en daarna alle grote ballen. Doe hetzelfde met de kleine voorwerpen.

Creatief met klei: doe voor hoe je een slang of balletje kan maken van klei. Of laat zien hoe je pannenkoeken van klei maakt met een kleine deegrol. Gebruik grote uitsteekvormen om nieuwe kleifiguren te maken.

Zandfiguren maken: maak wat zand nat bij het spelen in de zandbak. Laat zien hoe je met plastic vormen zandfiguren kan maken.

Ketting rijgen: doe plakband om het ene uiteinde van een stuk draad, zodat het stevig is als een naald. Maak een knoop aan het andere uiteinde. Laat je kind macaroni, knopen of kralen rijgen om een ketting te maken.

Dozenpret: kinderen kunnen eindeloos fantasiespellen spelen met dozen. Een doos die groot genoeg is om in te zitten, kan een auto worden. Een doos met openingen kan een huis met ramen en een deur worden. En misschien is het leuk om de doos samen te versieren met verf of krijt.

Bewegen op muziek: dans samen op de favoriete liedjes van je kind.

Geluiden herkennen: maak ‘geluidsdoosjes’ door doosjes (of wc-rollen) te vullen met dingen die geluid maken, zoals zand, droge bonen of rijst. Maak ze goed dicht. Maak 2 doosjes van elk geluid. Help je kind om dezelfde geluiden te vinden.

Leer je kind luisteren: speel snelle en trage muziek. Liedjes met verschillende snelheden zijn erg leuk. Laat je kind zien hoe je snel of langzaam kan bewegen op de muziek.

Jouw peuter kan vanaf nu keuzes maken.

Kleren: help je kind om te kiezen welke kleren het wil aantrekken. Geef het de keuze tussen 2 paar sokken, 2 truien, 2 broeken of jurken, enzovoort.

Eten: geef je kind ook op andere momenten de keuze, zoals bij de thee of de avondmaaltijd. Vraag steeds om tussen 2 dingen te kiezen, om het niet al te moeilijk te maken; water of thee, een appel of een banaan.